Wetsontwerp Vandenbroucke inzake artsencontigentering blijft in het vage!

1997: Franstaligen en Nederlandstaligen sluiten een federaal akkoord af met betrekking tot het aantal artsen dat in de toekomst een RIZIV-nummer zal krijgen. Dit is de zogenaamde contingentering. Vlaanderen schikte zich meteen netjes naar deze afspraak en organiseert een ingangsexamen zodat de studenten na een lange, zware studie de garantie hebben aan de slag te kunnen. De Franstaligen daarentegen… zij keken liever de kat uit de boom. Met hun ‘système de lissage’ hebben ze al meermaals een voorschot genomen op de toekomstige Riziv-nummers, met als gevolg dat er momenteel meer dan 1.500 RIZIV-nummers in overtal aan Franstalige afgestudeerde artsen en tandartsen zijn uitgereikt. Of 30 % meer Franstalige artsen actief in verhouding tot de bevolkingsaantallen en zelfs 43 % meer specialisten dan in Vlaanderen!

2022: Minister Frank Vandenbroucke tracht dit dossier op te lossen, MAAR:

  • Uit de tekst en de voorgestelde communautaire verdeelsleutel van de artsenquota kan niet opgemaakt worden welke communautaire verdeelsleutel de Planningscommissie in de toekomst zal hanteren voor de verdeling van de artsenquota.
  • Het verschil in ‘activiteit’ van de artsen in beide gemeenschappen wordt blijkbaar volgens de tekst gebruikt om de klassieke 60 N/40 F bevolkingssleutel te wijzigen, doch het gewicht van die parameter en van andere parameters wordt nergens vermeld.
  • Uit de tekst en de voorgestelde communautaire verdeelsleutel wordt evenmin duidelijk of het opgebouwde overtal Franstalige artsen zal gecompenseerd worden door een even grote vermindering van RIZIV-nummers in de toekomst.

Aangezien die twee ontbrekende elementen de criteria zijn waarmee wij een rechtvaardige verdeling van de artsenquota kunnen beoordelen, ontbreekt voor de Vlamingen de basis om dit wetsontwerp gunstig te kunnen beoordelen.

Het valt ons bovendien op dat de Raad van State in zijn advies op p. 30 een merkwaardige zin schrijft: “2. De afdeling Wetgeving beschikt niet over toereikende feitenkennis om de relevantie te kunnen beoordelen van de gegevens die vervat zijn in de formele adviezen 2022-01 en 2022-04 van de Planningscommissie, die als basis gediend hebben voor het bepalen van de quota die in de artikelen 5 en 6 staan en kan bijgevolg niet oordelen of het gehanteerde aantal wel strookt met de behoeften inzake medisch aanbod. Ter zake moet de afdeling Wetgeving dan ook een voorbehoud formuleren.”

Door dit gemis aan transparantie kunnen we enkel maar onze eis herhalen om de volledige gezondheidszorg te communautariseren. Dat is immers de enige garantie op rechtvaardigheid, eigen verantwoordelijkheid én een gezondheidsbeleid op maat.