Communautaire vrede rond het aantal startende artsen opnieuw onder druk

 

Opiniestuk van Jonas Brouwers en Geert Verrijken (De Morgen 30/09/2025).

In 2031, zo voorziet de federale planningscommissie, mogen 950 Franstalige artsen een praktijk beginnen. Dit academiejaar starten er echter 1.462 studenten in het eerste jaar geneeskunde, dus 512 (53 procent) meer dan de 950 die over zes jaar tot het beroep worden toegelaten. Dat druist in tegen het pact dat minister Vandenbroucke (Vooruit) in 2022 afsloot met de Franse Gemeenschap.

Recent waren alle ogen gericht op de fraude tijdens het Vlaamse toelatingsexamen tot arts, in de Franse Gemeenschap verliep de toelatingsproef vlekkeloos. Communautair heerst er intussen vrede. Tot voor drie jaar leidde de planning van het artsenaanbod nochtans steevast tot gesoebat. Vlaanderen heeft al sinds 1997 een examen. Al wie slaagde, mocht starten met de opleiding. Sinds 2018 echter wordt vooraf bepaald hoeveel studenten kunnen beginnen. Van wie slaagt, starten enkel de ‘best gerangschikten’.

Vrijheid, blijheid

Ondertussen was het aan Franstalige kant vrijheid, blijheid. Het federale niveau bepaalt dan wel voor elke gemeenschap hoeveel artsen na afstuderen een RIZIV-nummer krijgen en dus een praktijk mogen starten. In werkelijkheid begon een nagenoeg ongelimiteerd aantal Franstaligen aan de opleiding.

Wie een diploma haalde, kreeg sowieso een RIZIV-nummer. Geen minister die dit na zes jaar studie nog durfde weigeren. Het gevolg? In 2022 berekende de federale planningscommissie dat de 17 voorafgaande jaren proportioneel 2.233 Franstalige artsen te veel en 98 Vlaamse artsen te weinig werden opgeleid.