Hoe ziek is de Sociale Zekerheid?
Dit opiniestuk van de hand van Karel Vermeyen, voorzitter Aktiekomitee Vlaamse Sociale Zekerheid (AK-VSZ) en bestuurslid Vlaams Artsenverbond (VAV) staat nu online bij de Artsenkrant.
De inkomsten van de Sociale Zekerheid zijn onvoldoende om het budget in evenwicht te houden. Het tewerkstellingspercentage is in Wallonië en Brussel een stuk lager dan in Vlaanderen, waardoor de Vlaamse bijdrage aan de sociale zekerheid per inwoner een stuk hoger is dan in Franstalig België. De middelen voor gezondheidszorg en voor ziekte en invaliditeit worden in Vlaanderen efficiënter gebruikt. Het globale resultaat van de gezondheidszorg is bovendien beter in Vlaanderen.
De Belgische staatsschuld bedraagt op dit ogenblik meer dan 530 miljard euro (105,2% van het bruto binnenlands product) met een begrotingstekort van 4,4% van het bbp terwijl de EU-norm respectievelijk 60% van het bbp en 3% bbp is.
Voor een belangrijk deel zijn de tekorten in de Sociale Zekerheid (SZ) de oorzaak van het begrotingstekort. Aangezien de inkomsten van de SZ slechts voor 72% uit de geïnde bijdragen komen zijn toevoegingen vanuit de federale begroting nodig. Het overheidsaandeel in de SZ (rijkstoelagen en alternatieve financiering) is sinds de jaren 90 alleen maar toegenomen en legt op dit ogenblik een druk van meer dan 30 miljard euro op de federale begroting.
De globale tewerkstellingsgraad bedraagt op dit ogenblik slechts 72,2%, waar het streefdoel van de regering tot nu 80% was. Voor Vlaanderen is dat 76,2%, voor Wallonië 68,1% en voor Brussel Hoofdstedelijk Gewest 63,7%. De globale bijdrage van Vlaanderen aan de SZ is dan ook beduidend groter dan die van de andere regio’s.
De som van de werknemersbijdragen en de patronale bijdragen was in 2022: Vlaanderen 9.223 euro per inwoner; Wallonië 7.812 euro per inwoner, en Brussel Hoofdstedelijk Gewest 7.428 euro per inwoner (Nationale Bank van België: ESR classificatie D61, regionale rekeningen). Deze getallen zijn exclusief de bijdragen in de stelsels van de zelfstandigen en van de ambtenaren.
Als gevolg van de betere tewerkstellingsgraad ontvangt de SZ dus 1.411 euro méér per inwoner vanuit Vlaanderen dan vanuit Wallonië. Voor Brussel loopt dit verschil op tot 1.795 euro per inwoner. Dit betekent een globale potentiële meerinkomst voor de SZ van 5,2 miljard voor Wallonië en 2,2 miljard voor Brussel indien de tewerkstellingsgraad er zou toenemen naar het Vlaamse niveau.
Dikwijls wordt als verklaring de verschillende socio-economische situatie tussen Noord en Zuid gegeven. Een gedifferentieerd arbeidsmarktbeleid zou dan ook een oplossing kunnen bieden. Men mag hopen dat dergelijk inzicht bij de regeringsonderhandelingen tot maatregelen leidt.
De tewerkstellingsgraad is dus te laag en dat is niet omdat er te weinig arbeidsaanbod zou zijn, integendeel. Op dit ogenblik zijn er meer dan 160.000 openstaande vacatures in België. Het probleem ligt bij het groot aantal langdurig zieken en invaliden, op dit ogenblik meer dan 500.000 personen. De totale kostprijs daarvan voor het RIZIV-budget bedraagt 7,5 miljard euro (cijfers voor 2021).
Psychische problemen (burn-out en depressie) en ziekten van het bewegingsstelsel (rugklachten) maken het overgrote deel uit. Sinds 2017 steeg het aantal personen in langdurige arbeidsongeschiktheid met ongeveer 25%. Werklozen, langdurig zieken en invaliden moeten dus geactiveerd worden om (terug) aan het werk te gaan. Ook hier worden Noord-Zuid verschillen vastgesteld. Een gedifferentieerd activeringsbeleid is nodig, gebaseerd op incentives maar ook op responsabilisering.
Worden de middelen voor de gezondheidszorg efficiënt besteed? Geneeskundige Verzorging en de Ziekte- en Invaliditeitsuitkeringen vertegenwoordigen samen 41% van de uitgaven van de SZ.
De Belgische gezondheidszorg kan als degelijk beschouwd worden, maar ten koste van een flinke prijs waarbij het globale resultaat van Wallonië aandacht vraagt. De som van het aantal overlijdens vermijdbaar door primaire preventie en het aantal overlijdens vermijdbaar door optimale zorg-organisatie en secundaire preventie is voor Vlaanderen gunstiger dan voor Wallonië en Brussel Hoofdstedelijk Gewest.
De oversterfte kan voor Franstalig België geschat worden op 6.150 personen per jaar. Gedifferentieerde maatregelen zijn nodig met nadruk op preventie en meer aandacht voor chronische zorg. Communautarisering zou elke gemeenschap toelaten een eigen traject naar preventie en zorg volgens eigen behoeften, naar meer efficiëntie en naar kwaliteitsverbetering uit te bouwen.
De uitgaven voor de gezondheidszorg bedragen op dit ogenblik ongeveer 10,8% van het bbp met de bemerking dat 22% van deze uitgaven niet gedragen wordt door de sociale verzekering – dit aandeel betalen de burgers “uit eigen zak”.
Het gezondheidszorgbudget zal steeds meer onder druk komen door de evolutie van de medische technologie, nieuwe farmaceutische producten en de vergrijzing met een toename van de eigen persoonlijke betalingen. De Commissie voor de Vergrijzing verwacht een kostenstijging tot 14,1% van het bbp tegen 2050. Globale, centraal uitgewerkte maatregelen zullen niet volstaan om in te spelen op de specifieke maatregelen die de tewerkstelling, de efficiëntie en de kwaliteitsverbetering in de verschillende regio’s moeten verbeteren.
De splitsing van de arbeidsmarktbevoegdheid en het tewerkstellingsbeleid, de verdere communautarisering van de gezondheidszorg, inbegrepen de ziekte- en invaliditeitsverzekering, zouden een op maat uitgewerkt beleid mogelijk maken.
Enkel op die manier kan voor de toekomst de nood aan bijpassingen vanuit de federale begroting aan het budget van de sociale zekerheid beperkt worden.